02. David - Een wankele troon voor David (2 Samuel 2)

02. David - Een wankele troon voor David

2 Samuel 2

 

Nadat David en zijn mannen geruime tijd rouw hadden bedreven om Saul en zijn zonen, raadpleegde David God. Hij liet de priester Abjatar komen met de efod, en door de Urim en de Tumim stelde hij via de priester zijn vragen. De brandende vraag op Davids hart was: “Kunnen mijn mannen en ik terugkeren naar ons eigen stamgebied?” Het antwoord van God was bevestigend. God vertelde hem zelfs in welke stad hij zich moest vestigen: Hebron, de meest zuidelijke woestijnstad. Dat was voor David en zijn mannen een grote opluchting, want eindelijk konden zij het land van de Filistijnen verlaten.

 

Nu koning Saul gestorven was, stond er niemand meer in de weg die David kon tegenhouden de macht in Israël over te nemen. Toch wachtte David geduldig af wat God met hem voorhad. Intussen vergaderden de leiders van de stam Juda. Zij besloten zich af te scheiden van de overige elf stammen, omdat zij niet langer geregeerd wilden worden door het huis van Saul. Iedereen wist immers al dat David door Samuël met olie tot koning was gezalfd. Het werd tijd dat daar iets mee gedaan werd.

 

De familiehoofden van Juda verzamelden zich in Hebron bij David. Daar gebeurde iets merkwaardigs: zij namen David en zalfden hem opnieuw tot koning. De eerste zalving was door Samuël, in opdracht van God, en die gold voor heel Israël. Nu echter zalfden de hoofden van Juda hem slechts tot koning over hun eigen stam. Het is de vraag of dit wel in de bedoeling van God lag. Zo regeerde David zeven jaar en zes maanden in Hebron, alleen over Juda.

 

Isboset koning over Israël

Daarna zien we de hand van Abner, de opperbevelhebber van Sauls leger. Abner wilde zijn machtspositie, die hij onder Saul had opgebouwd, niet verliezen. Daarom pakte hij een zoon van Saul, Isboset, en zette hem op de troon van zijn vader. Zo kon Abner zelf de werkelijke macht achter de schermen behouden. Isboset was toen veertig jaar oud.

 

Zo ontstonden er twee koninkrijken binnen Israël: elf stammen onder Isboset en één stam, Juda, onder David. Dat dit niet goed kon blijven gaan, begreep iedereen. Abner trok met het leger van Israël op tegen de troepen van Juda, onder bevel van Joab, Davids generaal. De twee legers ontmoetten elkaar bij de vijver van Gibeon.

 

Vierentwintig doden voor vermaak

Daar stonden de beide legers, elk aan een kant van de vijver. De generaals Abner en Joab, die elkaar goed kenden, ontmoetten elkaar voor overleg. Abner stelde voor dat twaalf jonge strijders van elk leger het tegen elkaar zouden opnemen, ter vermaak van de manschappen. Zo werden er vierentwintig uitverkoren mannen, de besten van beide kampen, naar voren gebracht.

 

Toen zij elkaar bestreden, bleek dat zij aan elkaar gewaagd waren. Zij stormden op elkaar af, grepen elkaar bij de baard en staken hun zwaard in elkaars zijde. Alle vierentwintig vielen tegelijk dood ter aarde. Het gevecht, waarop men zich verheugd had, was in enkele seconden voorbij. Het verkeerde schouwspel kreeg een bloedige afloop. De plaats van dit drama noemde men later Chelkad-Hassurim, wat betekent: het veld van de lange messen.

 

Wat leren wij hiervan?

Wat heeft deze geschiedenis ons te zeggen? Welke geestelijke les kunnen wij hieruit trekken, en hoe kunnen wij Christus hierin herkennen? Om dat te doen, moeten we letten op de betekenis van de namen in dit verhaal.

 

Abner betekent: vader van het licht. Onwillekeurig denken wij aan Lucifer, wiens naam ook lichtdrager betekent. Zowel Abner als Lucifer stellen hun krachten in voor het kwade.

 

Isboset betekent: schandelijke man. Het is onwaarschijnlijk dat Saul zijn zoon bij de geboorte zo’n naam gaf. Waarschijnlijk kreeg hij die naam door zijn schandalige levenswandel. Toch plaatste Abner hem op de troon, omdat hijzelf de feitelijke macht wilde behouden.

 

David betekent: geliefde zoon. Zo is ook Jezus, de geliefde Zoon van God, tegenover satan, de gevallen lichtdrager. David, de jongste zoon van Isaï, stond hier tegenover Abner, de zogenaamde vader van het licht, die een schandelijke man op de troon zette.

 

Toen Jezus Zijn dienstwerk op aarde deed, zat er eveneens een onwaardige man op de troon van Israël: Herodes, de kindermoordenaar, die zelfs zijn eigen familie liet doden. Herodes was een Edomiet en had geen recht op de troon van Israël. Alleen Jezus, de Zoon van David, had daar recht op. Ook toen was het de gevallen lichtdrager, satan, die Herodes die plaats gaf, om zo zijn plannen tegen de Messias uit te voeren.

 

Hoe staat het in onze tijd?

In onze dagen hoeven wij niet te zoeken naar een koning van Nederland die dit vervult. Wij moeten kijken naar een wereldmacht die zich kenmerkt door schandelijke daden, een macht die, net als Isboset, een kwaadaardige kracht achter zich heeft. Een macht die zelfs durft te zeggen: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde” en daarmee de plaats van Jezus Christus bezet. Deze macht is te herkennen aan een drievoudige kroon, waarmee zij claimt te heersen over hemel, hel en aarde.

 

Ik adviseer u ernstig om te onderzoeken of zo’n macht werkelijk bestaat. Als u haar herkent, houdt u zich verre van haar. Sluit u liever aan bij de volgelingen van de Man van Smarten.

 

Piet Westein

 

P.S.

Het koningschap van David leek op dat moment nog niet van de grond te komen. Hoewel hem het koningschap over heel Israël beloofd was, regeerde hij slechts in Hebron over één stam, terwijl de elf andere stammen tegen hem waren. Is het te moeilijk voor God om Zijn belofte te vervullen? Misschien moeten wij, net als David, leren om geduldig te wachten.