02. Glorie en Verval - Vredevorst of Wredevorst (1 Koningen 2)

Vredevorst of wrede vorst?

1 Koningen 2

 

Een merkwaardige erfenis

De laatste woorden die koning David aan zijn zoon Salomo meegeeft, zijn een opdracht om een aantal mensen uit de weg te ruimen die hem tijdens zijn eigen regeerperiode dwars hebben gezeten. Voor sommigen onder hen leek een straf misschien wel op zijn plaats. Maar je laat zo’n jonge man toch niet beginnen met het laten ombrengen van je vijanden, alleen maar omdat je daar zelf niet meer aan toegekomen bent?

De eerste opdracht tot liquidatie die de koning zijn zoon geeft, betreft Joab, zijn trouwe generaal. De troonswisseling mocht hij niet overleven. Joab had namelijk twee andere bevelhebbers van het leger van Israël gedood in vredestijd. David vond dat hij daarvoor de dood verdiende. Daarom werd Joab, hoewel ook hij al oud en grijs was, terechtgesteld.

Dan was er ook nog Simeï, de zoon van Gera. Wij herinneren ons hem als de man die David vervloekte, toen hij moest vluchten voor zijn zoon Absalom. Deze Simeï, die aanvankelijk door David was gespaard, werd opnieuw onder de aandacht gebracht. David had hem tijdens zijn leven gratie geschonken, dus wilde zijn zoon Salomo hem niet doden. Wat hij wél deed, was Simeï onder huisarrest stellen: hij moest in Jeruzalem komen wonen. Op het moment dat hij de stad zou verlaten, zou hij zijn leven verliezen.

Het liep met Simeï alsnog verkeerd af. Na drie jaar gebeurde het volgende: twee van zijn slaven sloegen op de vlucht en verscholen zich bij de Filistijnen in de stad Gath. Simeï beging toen de domheid om persoonlijk zijn slaven terug te halen. Toen Salomo hoorde dat Simeï Jeruzalem, tegen zijn gebod in, had verlaten, liet hij hem voor zich brengen en werd hij ter dood veroordeeld.

 

Niet alleen maar bloedvergieten

Was het dan allemaal moord en doodslag waarmee Salomo zijn regeerperiode begon? Gelukkig niet. Er waren ook de kinderen van de Gileadiet Barzillai. Hij had David juist geholpen toen hij uitgeput was na zijn vlucht door de woestijn van Judea, met de vijand op de hielen. Zij zouden de eer ontvangen die hen toekwam: zij zouden aan de tafel van de nieuwe koning zitten.

We zien hier dat de hand van David, hoewel hij inmiddels bij zijn vaderen ter ruste is gelegd, nog steeds een vinger in de pap heeft. Hij regeert als het ware nog over zijn graf heen, door zijn zoon.

 

Een jonge jongen op een grote troon

Daar zit hij dan, als jonge en onervaren man – waarschijnlijk nog geen achttien jaar oud. Natuurlijk was hij omringd door de raadgevers van zijn vader. Dat was zowel een voordeel als een gevaar. Op deze manier zou hij gemakkelijk een speelbal kunnen worden van de machtige mannen om hem heen, die veel ouder waren en meer ervaring hadden in het politieke spel dan deze halfwas koning.

Maar we moeten niet vergeten dat zijn werkelijke Raadgever dezelfde God was die hem die plaats op de troon van Israël gegeven had.

Deze jonge koning was inderdaad rijk en verrijkt, en had aan geen ding gebrek. Maar zoals dat voor ieder mens geldt: het gaat er niet om hoe rijk je bent, of hoe machtig, maar wat je ermee doet. Ga je heersen en jezelf verheerlijken, of ga je dat grote volk dienen?

 

Een vervulde profetie, of een profetische koning?

Een van de eerste dingen die Salomo doet, is naar de tabernakel gaan, die tot dan toe nog steeds dienstdeed als heiligdom voor het volk van Israël. Als men iets van God had af te smeken, ging men naar Gibeon, waar de tabernakeldienst door de priesters werd verzorgd.

De jonge koning kwam daar niet met lege handen. Hij bracht God een vredeoffer. Hij wilde zijn koningschap beginnen met een schone lei.

Die nacht ging hij met een bezwaard gemoed naar bed. De taak die hem wachtte, leek schier verpletterend. Hoe moest hij, een knaap nog, zo’n groot volk leiden?

Het is in die nacht dat de God van zijn vaderen hem verschijnt.

Als de Schepper van hemel en aarde hem vraagt wat Hij, zijn God, voor hem kan doen, is zijn antwoord:
“Ik heb al de wijsheid nodig die ik kan krijgen. O God, ik ben totaal ongeschikt om dit grote volk te leiden.”

Het is in dit antwoord aan God dat de geschiktheid van deze nog jonge vorst duidelijk wordt. Hij vraagt niet om rijkdom en eer, of om een groot onoverwinnelijk leger. Nee, het is de wijsheid die alleen God geven kan, die hem geschikt maakt om opperrechter te zijn over deze natie.

 

Die andere Vredevorst

Salomo was, voordat zijn vader David hem had verwekt, al door God aangewezen om koning te worden en Zijn volk te leiden. In hem werden daarom een aantal profetieën vervuld. En David, degene die deze profetieën ontving, heeft ze zelf ook voor een deel in vervulling zien gaan, toen zijn zoon de troon besteeg.

Maar in al de profetische psalmen die deze grote koning heeft gecomponeerd, lag een veel latere, meer glorieuze vervulling – een die nooit in een sterfelijk mens in vervulling kon gaan. Ze kunnen hooguit voor een deel in zijn zoon als type van die komende Vredevorst gezien zijn geweest.

Hoe kunnen wij, die in de eindtijd leven, deel hebben aan de vervulling van die heilsbeloften, die voor een deel in Salomo, en later in Jezus, hun diepste vervulling vonden?

Is het niet zo dat zowel Petrus als Paulus zeggen dat wij een koninklijk priesterschap zijn, een heilige natie, God ten eigendom?

Als dan in deze jonge Salomo, die in zijn koningschap profetische dromen kreeg, een deel van de heilsbeloften werd vervuld, en zij hun volledige vervulling vonden in het Lam van God, dan mogen wij in het hier en nu ook profetische leiding van onze Vader afsmeken. En Hij zal die ons ook niet onthouden.

 

Piet Westein

 

 

P.S.
Tot nog toe gaat het goed met deze jonge koning. Hij stelt zijn vertrouwen op de Heer, zijn God. Diezelfde God had hem een lang leven beloofd. Ook rijkdom en eer zouden hem ten deel vallen.

Ik hoop dat God hem ook hele sterke benen heeft gegeven om deze weelde te kunnen dragen.