David en Goliath.
De geschiedenis van David en Goliath staat niet op de plaats waar je het verwacht. Het vorige hoofdstuk 1 Sam. 16:14-23 is het verhaal van Saul en de geest van satan die hem angst aanjaagt. Daar zien wij dat David een bekende van de koning wordt, terwijl in hoofdstuk zeventien Saul vraagt, wie is die jongeman. Wij weten daarom niet precies wanneer die strijd plaatsvindt. De oorlog is tegen de Filistijnen, zij hebben een kampvechter van buitengewone lengte en kracht. Als Goliath beschreven wordt dan is het getal zes opvallend, hij is zes el lang en de punt van zijn lans weegt zeshonderd sikkels ijzer. Wij weten uit het scheppingsverhaal dat de mens op de zesde dag geschapen is, verderop in de bijbel zien wij vaak dat het getal zes gebruikt wordt om naar de mens te verwijzen die in opstand tegen God leeft. (zie ook Op. 13:18, het getal 666).
Deze geschiedenis is wel de strijd tussen Israël en de Filistijnen, maar daarin verborgen ligt de strijd tussen Christus en satan. Wij zien dan ook dat het een herdersjongen is die de strijd aangaat met deze reusachtige vijand van Israël, hij is tevens de vijand van de God van Israël. David wordt hier beschreven als een schaapherder, hij is een beeld van de komende Messias die Zijn leven zou geven voor Zijn volk. David is de jongste van de acht zonen van Isaï, zijn vader moet dan al een oude van dagen zijn bij de tijd dat David naar zijn broers gestuurd wordt. Hier zien wij het verhaal van de goede herder die door een oude van dagen naar zijn volk gestuurd wordt om hen te redden uit de hand van de machtige vijand
Veertig dagen lang heeft Goliath de God van Israël en Zijn volk vervloekt. Hij heeft hen uitgedaagd om één van hun soldaten te sturen om tegen hem te strijden, maar tot nog toe had niemand de moed gehad om dat te doen. Dat getal veertig is een profetisch getal, wij zien het o.a. bij Mozes als hij God ontmoet op de berg Horeb (veertig dagen), bij Elia bij zijn tocht naar diezelfde berg (veertig dagen), de doortocht van Israël door de woestijn (veertig jaar). Hoewel dit belangrijke feiten zijn in de geschiedenis van het volk van God, is er toch een andere gebeurtenis waar dit naar verwijst. De strijd van David en Goliath, moet wel een profetische verwijzing zijn naar de strijd die Jezus voert met satan in de woestijn. Direct na Zijn doop gaat Jezus naar de woestijn, om zich voor te bereiden op het werk waarvoor Hij door Zijn Vader gezonden is. Veertig dagen vast Hij, veertig dagen weerstaat Hij de aanvallen van satan en uiteindelijk komt Hij als overwinnaar uit die strijd.
Laten wij David volgen in de strijd die hij levert. Hij wijst de wapens die koning Saul hem wil geven af, als hij met die wapens gestreden had, was dat zijn dood geworden. Hij had slechts een houten staf bij zich toen hij de vijand tegemoet ging, (denk aan het kruishout dat Jezus droeg.) Hij nam vijf stenen uit de beekbedding mee en ging de vijand tegemoet. Een verwijzing naar de vijf steden of vorsten van de Filistijnen. Goliath is zeker van zijn overwinning, hij vervloekt David bij zijn goden en zegt dat hij hem aan de vogels zal voeren. David zegt dat hij tot hem komt in de naam van de God van Israël en hem zijn hoofd zal afhakken (de kop zal vermorzelen). David neemt een steen uit zijn weitas en werpt die steen met zijn slinger naar die grote reus, hij treft Goliath tegen zijn voorhoofd de steen dringt de hersens binnen en de reus sterft. Daar David geen zwaard heeft grijpt hij het zwaard van Goliath en onthooft de vijand daarmee. In deze geschiedenis moeten wij én terug én vooruit kijken, er wordt een profetie vervuld en er wordt er één gegeven. In Genesis 3:15 wordt geprofeteerd dat het Zaad van de vrouw de kop van satan zou vermorzelen, daarvan is David hier een type. Het type van Christus (David) vermorzelt de kop van het type van de slang (Goliath). Deze gebeurtenis is dan ook een typische vervulling van Gen. 3:15. Hier wordt tevens een profetisch vergezicht gegeven naar de antitypische vervulling in de strijd tussen Jezus en satan, waar satan ook een dodelijke wond ontvangt. Uiteindelijk zal de kop volledig en voor eeuwig vermorzeld worden aan het eind van de duizend jaar, als het oordeel over satan en zijn volgelingen zal worden voltrokken.
Hoe zit dat met ons in onze strijd tegen satan, kunnen wij hem ook zo’n dodelijke wond toebrengen? Ik geloof dat de strijd een strijd is die pas ophoudt na het eindoordeel, als satan en zijn volgelingen tot stof vergaan zijn, wij zullen dan op deze vernieuwde aarde wonen. Tot die tijd zullen wij de aanvallen van de tegenstander weerstand moeten bieden, hem in de naam van Christus tegemoet moeten treden, hem de Steen toe moeten werpen op Wie de gemeente van God gebouwd is. Deze steen zal hem keer op keer treffen hem machteloos maken en hem een flinke hoofdpijn bezorgen.
Wij kunnen er voor kiezen om net als de Israëlieten ons te verschuilen voor de vijand, terwijl die veertig dagen (ons hele leven) lang God en Zijn volk vervloekt, of ons leven op het spel zetten en in de naam van God hem en Zijn koninkrijk een slag toebrengen. Ik kies voor het laatste doet u mee?
Piet Westein.