Wat is hier aan de hand?
Een terechte vraag?
In Lucas 6 vinden wij tweemaal een dispuut tussen de farizeeën aan de ene kant, en Jezus aan de andere kant. De eerste twistvraag was of Zijn discipelen wel korenaren mochten plukken op de sabbat. Als de farizeeën Hem deze vraag voorleggen, antwoordt Jezus op een wat wonderlijke manier.
Hij zegt dat David, en de mannen die bij hem waren, van de toonbroden uit de tabernakel hadden gegeten, waarvan eigenlijk alleen de priesters mochten eten. Jezus vermeldt erbij dat David en zijn mannen honger hadden, en het niet deden om de wet van God te overtreden. Het was om in leven te blijven. David was de gezalfde van God, hij vluchtte voor een koning die bezeten was door een demon.
Het tweede argument dat Jezus aanhaalt is dat de priesters in de tempel op sabbat ook werken, zonder te zondigen. Daarna zegt Hij: “De Zoon des mensen is Heer over de sabbat.” Wat Hij hier eigenlijk zegt is: Toen Ik de wetten over de sabbatsheiliging gaf, wist Ik precies wat Ik bedoelde. Ik kijk naar het hart van de mensen en weet wat zij nodig hebben. Wat in het ene geval zonde is, hoeft dat in het andere geval niet te zijn.
Leeft de mens in opstand tegen God, en overtreedt hij willens en wetens de sabbat, dan is het zonde. Dient de mens God, en overtreedt hij noodgedwongen in onze ogen de sabbat, dan kijkt God daar heel anders naar. Hij weet wat er in het hart van die mens omgaat. Hij kent zijn beweegredenen. Daarom is Zijn oordeel altijd zuiver, en heeft Hij het recht om ook over Zijn eigen rustdag te oordelen.
Een tweede poging
Daar zij de eerste keer het dispuut met Jezus over de vraag wat geoorloofd was op de sabbat verloren hadden, proberen zij het nu een tweede keer. De plaats die de farizeeën dit keer uitkozen, was een zeer logische plaats: een synagoge. Een plaats van Bijbelstudie, die iedere sabbat vol zat met gelovigen.
Jezus was die synagoge binnengegaan om les te geven aan Zijn discipelen, en aan iedereen die op die sabbat in de synagoge aanwezig was. Nu was daar in de synagoge een man met een verlamde hand. De geschiedenis zegt niet of die man daar bij toeval was. Het kan zijn dat hij van de bijzondere geneeskracht van Jezus had gehoord. Maar het lijkt er meer op dat hij daar door de farizeeën en de schriftgeleerden was gebracht, om te zien wat Jezus zou doen.
Als dat laatste het geval was, dan was dat voor Jezus een duidelijk dilemma. Als Hij deze man zou genezen, dan zou Hij in de ogen van de mensen om Hem heen, inclusief Zijn volgelingen, de wet breken. En dat terwijl het sabbatsgebod in hoog aanzien stond. Een eenvoudige oplossing voor Jezus was geweest om tegen deze man te zeggen: “Kom morgen even langs, dan zullen Wij zien wat Wij aan deze hand kunnen doen.” Het was geen acute dodelijke ziekte, de genezing kon best een dag wachten. Maar er moest kennelijk een les worden geleerd.
Jezus wist wat zij in hun hart overlegden, en de val die zij voor Hem hadden gelegd. Toch vraagt Hij de man om op te staan en in het midden van de synagoge plaats te nemen.
De hand of de Jod
Het is duidelijk dat iemand met een verlamde hand minder handig is dan iemand die zijn beide handen kan gebruiken. Hoe die hand zo geworden was, wordt ons niet meegedeeld. Het kan op latere leeftijd gebeurd zijn door een hersenbloeding, of een ongeval.
Hoe dan ook, de man staat daar, en iedereen kijkt vol verwachting naar zowel die mindervalide als ook naar Jezus. Voordat Jezus die man geneest, stelt Hij een vraag. Die vraag kent iedereen, want hij vertegenwoordigt twee verschillende scholen van omgaan met de wet.
In de tijd van Jezus waren er twee scholen van theologisch denken: de precieze (die van Hillel), waar de letter centraal stond, en de school waar het geluk van de mens en zijn verhouding met God belangrijk was (Gamaliel). Op het moment dat Jezus hen die vraag voorlegt, verwacht Hij geen antwoord. Ook wacht Hij niet op hun reactie. Hij kijkt Zijn tegenstanders slechts doordringend aan, en zegt tot de invalide: “Strek uw hand uit.” En hij kan, en doet juist dat.
Wat volgt is interessant. Er staat dat zij, de schriftgeleerden en de farizeeën, volkomen hun verstand verliezen. Waren zij woedend omdat Jezus in hun ogen de sabbat ontheiligde, of waren zij boos omdat zij geen antwoord hadden op Zijn vraag? Het kan ook zijn dat zij onder elkaar ruzie kregen omdat Jezus hier duidelijk de school van Gamaliel vertegenwoordigde.
De hand heet in het Hebreeuws de Jod, in het Nederlands de tien (het getal tien). Maar dat getal tien betekent ook de hand die stilstaat, niet beweegt – net als de man met de verlamde hand in onze geschiedenis.
Nu komt Jezus in het leven van deze man, die niets kan doen met zijn hand, en zie, nu is hij in staat te bewegen. Zo is het met ieder mens die God nog niet kent: hij is niet in staat om binnen het Koninkrijk van God iets te doen. Hij is als het ware verlamd. Als ongelovige hebben wij slechts een hand die werkt. De ene hand staat voor de aardse kant – deze heeft iedereen. Daarom lijkt het vaak zo, dat een ongelovige een beter mens is dan menig gelovige.
Toch is de ongelovige niet in staat God te dienen. Hij mist de hand van het geloof. Het is slechts als de ongelovige Jezus ontmoet, en sabbat gaat vieren – ingaat in de rust van het volbrachte werk van Jezus – dat zijn werk zinvol wordt.
De gelovige werkt vanuit de (sabbats)rust. Hij weet dat zijn werk gedaan wordt omdat hij gered is, en niet om gered te worden. Het is ook opvallend dat de man in deze geschiedenis zelf helemaal niet aan het woord komt. Hij vraagt niet om genezing – het is Jezus die het initiatief neemt. Zo is het ook met de verlossing van de mens: Jezus stierf voor mij, voordat ik doorhad dat ik een Verlosser nodig had.
Als wij deze geschiedenis zo bekijken, wordt het een evangelisch verhaal – een verhaal waarin Jezus en Zijn verlossing centraal staan, en niet zozeer de man met de verschrompelde hand, of de farizeeën en de schriftgeleerden.
Ik wens jullie een gezond gemaakte geestelijke hand toe, waarmee jullie in het Koninkrijk van God veel werk kunnen verzetten. Maar doe dat wel in de zekerheid dat het echte werk van de verlossing al volbracht is, door een Hand die de wereld geschapen heeft, en Die ons verlost heeft voordat wij handen hadden.
Een gezegende sabbat,
Piet Westein