36. Glorie en Verval - Van wie is die wijngaard?
1 Koningen 21:1-29
Een gewetenloos plan
Koning Achab is weer thuis na de veldslag die hij bij de stad Afek heeft gevoerd.
Iedere keer als hij door zijn tuin loopt, ziet hij die prachtige wijngaard van zijn buurman.
Naboth, zijn buurman, heeft deze wijngaard geërfd. Land in Israël kon niet worden verkocht. Alle velden in Israël werden gezien als eigendom van God. Zoals Adam de hof van Eden van God kreeg om die te onderhouden, zo kreeg iedere bewoner van Israël een stuk land om te bebouwen en te bewaren.
Hoewel Achab heel goed op de hoogte was van deze door God gegeven wetten, probeert hij toch zijn buurman te bewegen om afstand van zijn wijngaard te doen. Maar omdat Naboth een oprechte gelovige is, legt hij de koning nog eens duidelijk uit waarom dit totaal onmogelijk is.
Koning Achab gaat naar zijn huis, depressief en woedend. Hij gaat op zijn rustbed liggen met zijn gezicht naar de muur. Hij weigert te eten en wil met niemand praten.
Zijn vrouw Izebel vraagt hem wat er aan de hand is. Hij vertelt haar uitgebreid waarom hij zo depressief is. Nu zit Izebel anders in elkaar dan haar man. Zij zegt: "Ben jij nou een koning? Kom van die bank af, eet, drink, wees vrolijk, want ik zal zorgen dat je die wijngaard krijgt."
Een doortrapt complot
Izebel neemt pen en papier (of een kleitablet) en schrijft in naam van de koning naar de oudsten en de machthebbers van de stad waar Naboth woont. Deze leiders van het volk moesten een vastentijd uitroepen voor de hele stad. Men moest Naboth op de voorste plaats zetten met twee getuigen tegenover hem.
Dit soort van vastentijd kon worden uitgeroepen als er een ernstige zonde was begaan in de stad. Nu moesten deze twee getuigen worden gehoord of er een zonde door Naboth was begaan.
De aanklacht was inderdaad vreselijk. Zij luidde: deze man heeft zich niet alleen van God afgekeerd, maar hij is ook in opstand gekomen tegen de koning. Dit was een bijzonder slimme aanklacht: opstand tegen God én de staat, op hetzelfde moment, door dezelfde persoon. Dit zou ervoor zorgen dat deze twee machten zich zouden verenigen en in actie komen.
De macht van kerk en staat verenigden zich inderdaad en veroordeelden een oprecht mens ter dood, op basis van de leugenachtige verklaring van twee misdadigers.
Het oordeel werd uitgesproken en het vonnis werd direct voltrokken. Nu was de wetgeving in die tijd zo, dat de getuigen van zo’n misdaad als eerste een steen op de veroordeelde moesten werpen. Meestal was die wel zo groot dat hij direct dodelijk was. Werd later uitgevonden dat je een valse getuige was, dan werd je als moordenaar aangemerkt en kon je zelf de doodstraf krijgen.
Zodra Izebel hoort dat Naboth dood is, vertelt zij haar man dat de problemen zijn opgelost. Hij kan naar de, door hem zo begeerde, wijngaard gaan en die in bezit nemen.
Een ontmoeting met de profeet
Terwijl Achab loopt te genieten van zijn nieuwe aanwinst, komt hem daar een oude bekende tegemoet. Zodra Achab de profeet Elia ziet, komt het maagzuur hem in de keel. "Heb je mij weer gevonden, vijand?" roept hij.
"Ik heb je gevonden," zegt de profeet. "Ik heb ook een mededeling van God voor je. Dit zegt de Almachtige: Jij en iedereen van het mannelijk geslacht van Achab zal worden uitgeroeid. Jouw eigen lijk zal komen te liggen daar waar nu het lijk van Naboth ligt. Izebel, je vrouw, zal hetzelfde lot ondergaan."
Zodra Achab dit hoort, sleept hij zich naar huis. Hij scheurt zijn koningsmantel en doet een rouwgewaad aan. Hij zit werkelijk in zak en as.
Zodra God dit ziet, stuurt Hij Elia naar Achab met de boodschap: "Dit zal niet in jouw tijd gebeuren, maar in de tijd van je zoon."
Zolang er leven is, is er ook hoop op bekering
Achab is ter dood veroordeeld, door niemand minder dan God zelf. Maar welke dood was dat? Hebben wij hier te maken met de dood die wij allemaal sterven, of gaat het hier om de eeuwige dood?
Ik bedoel: dat hij voor eeuwig van God gescheiden zou zijn, zoals de mensen die zich willens en wetens tot hun dood tegen Gods aanbod van verlossing blijven verzetten, tegen beter weten in?
Wij zien dat zodra deze goddeloze Achab wroeging krijgt en in het openbaar zijn zonden belijdt, God onmiddellijk Zijn profeet oproept naar hem toe te gaan, en hem de mogelijkheid biedt zich te bekeren.
Hoe diep de bekering van Achab geweest is, weten wij niet. Het oordeel over onze medemens is gelukkig niet aan ons gegeven, dat heeft God voor Zich gehouden. Als wij straks na de wederkomst duizend jaar met Jezus in de hemel zijn, zullen wij wél inzage krijgen in het oordeel over de medemens. Dan zullen wij beseffen dat het oordeel van God altijd rechtvaardig is, was en zal zijn.
Wij zien, dat toen Jezus op aarde rondwandelde, met name de zondaars Hem graag hoorden. In plaats van veroordeling hoorden zij woorden van genade en verlossing van Zijn lippen vloeien.
Of dat nu een publieke vrouw was, die tijdens het uitoefenen van haar beroep was betrapt, of een tollenaar, die het oplichten van mensen had geperfectioneerd, voor iedereen bleek Hij de weg naar het nieuwe Koninkrijk open te houden, als zij Hem als Verlosser wilden aannemen en een nieuw leven met Hem wilden beginnen.
Ikzelf geloof dat de tijd bijna daar is dat het eindoordeel zal worden uitgesproken. De uitkomst van dat oordeel is voor de gelovigen altijd vrijspraak.
Wij die geloofd hebben in Jezus, en ons, naar het gebod, hebben laten dopen, en zo beleden hebben dat wij in Hem zijn gestorven en opgestaan, komen, volgens de apostel Johannes, niet in het oordeel. Onze vrijspraak is er zodra wij al onze zonden op het Lam leggen, dat vanaf de grondlegging der wereld voor ons is geslacht.
De tijd is kort, broeders en zusters. Wij hebben de opdracht het evangelie nog eenmaal luid te laten horen. Roep het van de daken!
Piet Westein
P.S.
Wij zijn aan het laatste hoofdstuk van het eerste boek van de Koningen toe. Achab wacht nog één grote veldslag.
Wij zullen zien hoe hij het ervan afbrengt.
Ik heb mijn twijfels.