29. Glorie en Verval - Een gebed om regen
1 Koningen 18:40-46
De profeet Elia, een man die God had gekozen om dienst te doen in de tijd dat de goddeloze koning Achab regeerde, had net een gebed gedaan om vuur van God. Hij was verhoord. Het vuur van God was als een bliksem op het altaar gevallen en had alles verteerd. Het hele volk dat op de berg Karmel bijeen was geroepen, riep toen: “De Heer, die is God!” Hiermee hadden zij de dienst van Baäl verworpen.
Op dat moment roept de profeet van God: “Grijp de afgodspriesters en doodt hen!” De hele massa van vierhonderdvijftig Baälpriesters wordt de helling van de Karmel afgesleept en bij de beek Kison, aan de voet van de Karmel, gedood. Niemand van hen ontkwam.
Het is na deze belijdenis – die van de lippen van de leiders van het volk van Israël kwam – dat God op het gebed van Zijn knecht weer voor hen kon zorgen. Het is nu, nu Zijn volk Zijn naam weer heeft beleden, dat God weer kan luisteren naar het oprechte gebed van Zijn profeet om de regen die zij en het land zo dringend nodig hadden.
Drieënhalf jaar hadden zij de afgoden gediend. Al die tijd hadden zij gesmeekt tot de Baäl om regen. Maar Baäl kon geen regen geven, en de mensen stierven omdat er geen oogst was.
Elia’s aanhoudend gebed
Nadat het vonnis over de Baälpriesters was voltrokken, beklimt de oude profeet opnieuw de berg Karmel. Boven aangekomen laat hij zich op zijn knieën vallen, legt zijn hoofd tussen zijn knieën en smeekt om de regen die iedereen zo nodig heeft.
Als hij klaar is met zijn gebed, stuurt hij zijn knecht naar de top van de berg Karmel om te zien of er al wolken over de zee aan komen drijven. Maar zijn knecht komt met de teleurstellende mededeling dat de hemel nog steeds onbewolkt is. Het ziet er nog net zo uit als de afgelopen drieënhalf jaar.
Maar Elia heeft in die tweeënveertig maanden geduld geleerd. Opnieuw buigt hij zijn knieën en gaat in gebed. Hij belijdt de zonden van koning Achab, van de leiders van het volk én zijn eigen zonden. Dan doet hij weer een beroep op de liefde van God voor Zijn volk en smeekt om de regen die hun beloofd is.
Weer wordt zijn knecht naar de top van de berg gestuurd, maar ook nu komt hij onverrichter zake terug. Geen wolkje te bekennen.
Maar zoals zo vaak: de aanhouder wint. De profeet houdt niet op met het belijden van de zonden die het volk heeft gedaan door de afgoden te dienen. Zevenmaal gaat hij op de knieën. Zesmaal komt zijn knecht met dezelfde boodschap terug: niets te zien.
Maar dan, als de profeet de zevende keer zijn gebed heeft uitgestort tot de God, die Zelf hemel en aarde heeft gemaakt, en zijn nu toch wel zeer vermoeide knecht wederom naar boven stuurt, komt hij terug met nieuws: er is een wolkje als een manshand dat uit de zee oprijst!
Direct laat Elia zijn knecht naar koning Achab gaan met de boodschap: “Span je wagen in en ga in vol galop naar huis. Laat de regen je vooral niet ophouden!”
Terwijl men de paarden voor de strijdwagen van de koning inspant, wordt de hemel zwart van wolken, en de slagregens storten neer. Als koning Achab in vol galop naar zijn paleis rijdt, rent de oude profeet – door de Geest van God gedreven – voor de wagen van de koning uit, totdat deze bijna thuis is en afslaat naar Jizreël.
Bidden zonder ophouden
Als wij naar Jezus kijken als ons voorbeeld, als het antitype van wat Elia doormaakte, dan zien wij direct een aantal paralellen. Het is niet Elia die de wonderen verricht, maar de God tot wie hij zich in gebed wendt.
Wij lezen van Jezus dat Hij hele nachten in gebed was. Ook Jezus had Zich geheel afhankelijk gesteld van Zijn Vader. Hij zei zelfs: “Zonder Mijn Vader kan Ik niets doen.” En zelfs als Zijn Vader Hem niet verhoorde, zoals in de hof van Getsemane, bad Hij niet éénmaal, maar driemaal tot Zijn Vader, voordat Hij Zich onderwierp aan het onontkoombare.
Zelfs van Zijn stervende lippen klinkt nog een gebed, als Hij, de Schepper van hemel en aarde, bidt voor de vergeving van hen die de spijkers door Zijn handen slaan.
De geest van Elia in Johannes de Doper
De profeet Elia, zijn werk, zijn wonderen en zijn voortdurend gebed, zien wij – volgens de profeet Maleachi – terug in het werk dat Johannes de Doper doet. Hij is als voorloper van Jezus gezonden om het volk van Israël voor te bereiden op de komst van de Messias.
Deze oproep aan Johannes vindt gehoor bij deze, door God van de moederschoot af geroepene. Het hele leven van Johannes staat in het teken van Hem die komen zou. Ook Johannes en de mensen die door hem worden gedoopt, worden door de Geest gedreven om zich door de doop te laten reinigen van hun zonden.
Maar de voorbereiding voor de eerste komst van de Messias zou, volgens de profeten van het Oude Testament, gevolgd worden door een veel grotere, wereldwijde manifestatie en voorbereiding: die voor Zijn tweede komst.
Ook voor de wederkomst is er een volk van God dat moet worden voorbereid op de komst van de Zoon van God. Ditmaal niet slechts in één natie in het Midden-Oosten. Néé, nu hebben wij als gelovigen de opdracht – net als Elia in de tijd van de grote afval onder Achab, en Johannes in de tijd voordat Jezus Zich zou openbaren – om nog eenmaal, niet alleen de gelovigen, maar de hele wereld te laten weten wat God gaat doen.
Iedereen moet weten wie Jezus is en waar Hij voor staat. Iedereen moet de mogelijkheid hebben om te kiezen – voor of tegen – het aanbod van God tot verlossing, dat Hij aan deze hele wereld aanbiedt.
Het is geen boodschap die populair zal zijn. U weet dat Elia, toen hij deze boodschap bracht, door Achab gezocht werd om ter dood gebracht te worden. Van Johannes de Doper weten wij dat hem deze Eliaboodschap letterlijk het leven kostte: hij werd door de heerser van zijn tijd, Herodes, onthoofd, omdat diens vrouw dat graag wilde.
Denk niet dat, als u deze boodschap nu brengt, de weerstand daartegen minder zal zijn. Satan gaat rond als een briesende leeuw, zoekende wie hij kan verslinden.
Piet Westein
P.S.
Elia loopt helemaal door naar de woestijn. Ik hoop dat hij daar wat te eten kan vinden.