28. Glorie en Verval - Vuur na een vurig gebed
1 Koningen 18:30-40
Als de profeet Elia zijn taak erop heeft zitten en het altaar van God weer heeft hersteld, stopt hij niet. Hij graaft om het altaar een geul. Iedereen vraagt zich af wat dát nu weer te betekenen heeft. Die profeten van God kleden zich niet alleen vreemd in die kamelenharenmantels, maar doen ook soms van die onverklaarbare dingen. Een geul om een altaar graven? Wie heeft dat nu ooit gehoord?
Als de profeet klaar is met zijn werk, gaat hij kijken bij de profeten van Baäl. Zij zijn al de hele morgen en een goed deel van de middag bezig geweest om Baäl zover te krijgen dat hij vuur op hun altaar laat komen. Maar tot nog toe zonder succes. Zij hebben de stier geslacht en alle rituelen in acht genomen die daar volgens hun religie bij horen, maar geen vonkje vuur te bekennen.
Elia, gedraag je toch een beetje! De profeet van God begint de volgelingen van Baäl belachelijk te maken. “Jullie god is misschien op reis, of hij is even naar het toilet. Misschien ligt hij te slapen, jullie moeten harder roepen, dan zal hij jullie misschien horen.”
Tot de verbazing van alle aanwezigen doen de priesters van Baäl wat de profeet van God hen zegt. Zij gillen: “Baäl, verhoor ons toch!” Als er nog steeds geen reactie komt, beginnen zij zich met messen en zwaarden te verwonden. Het bloed loopt langs hun lichamen. Dit is nog niet alles; al dansend en zingend raken zij in een diepe trance.
Koning Achab en zijn hofhouding krijgen het nu toch wel een beetje benauwd. Stel je voor dat Baäl helemaal niets van zich laat horen, maar dat die oproerkraaier Elia straks zijn God aanroept en die antwoordt wel met vuur. Misschien kunnen zij dan zeggen dat hij zelf stiekem er vuur onder heeft gelegd. Als die profeet met zijn kamelenharenmantel gelijk krijgt, kon dat wel eens een revolutie in Achabs rijk tot gevolg hebben.
Het ging net zo goed in het rijk. Vrijwel iedereen diende de afgoden die de koning en zijn gemalin ook dienden. Al was er altijd wel een handjevol die een andere mening had, maar de meesten van die protesterende mensen had hij al laten uitmoorden.
Dan, als de zon al over zijn hoogtepunt heen is, rond drie uur in de middag, de tijd dat men in Jeruzalem in de tempel het avondoffer brengt, roept de profeet heel het volk samen rond het brandofferaltaar dat hij zojuist heeft hersteld. Nu laat hij vier kruiken water halen en over de geslachte stier op het altaar gooien. Alles wordt nat: de stier, het hout en zelfs de stenen.
Maar de profeet wil van geen ophouden weten. “Meer water!” roept hij. Weer komen er vier kruiken met water, en dan nog vier. Het water loopt nu langs alle kanten van het altaar af. Nu pas wordt duidelijk waar die geul voor dient: hij komt vol met water te staan.
Elia roept nu koning Achab en zijn machthebbers om dicht bij het altaar te komen. Als iedereen dichtbij staat en goed kan zien dat alles op en om het altaar drijfnat is, knielt de profeet neer in gebed. Zijn gebed houdt in dat het hele volk zal zien wie de ware God is en in wiens opdracht Elia deze dingen doet.
En dan, op het moment dat in Jeruzalem de priester het avondoffer op het altaar in de tempel brengt, schiet er een vuurstraal van de hemel neer die zo krachtig is dat het offer, het hout en het altaar allemaal in één keer geconsumeerd worden. Ja, zelfs het water in de gracht rondom het altaar verdampt.
Op dit ogenblik werpen groot en klein zich op hun gezicht op de grond en roepen: “De Here die is God!” Of Achab bij die menigte is, wordt jammer genoeg niet vermeld. Maar ook de koning zal gezien hebben wat er gebeurde en de machteloosheid van de afgoden hebben ervaren.
Met vuur moet je maarmaar niet spelen!
Wat zijn de geestelijke implicaties van wat er daar op de berg Horeb bij die twee altaren gebeurde? Laten wij eerst kijken naar dat altaar van Baäl.
Bij dat altaar is de hele dag wat te beleven. Het is omringd door achthonderdvijftig priesters. Ook alle andere genodigden zijn daar. Door de hele geschiedenis heen is de aandacht van de overgrote meerderheid van de mensen gericht geweest op de verleidingen van satan.
Het is niet voor niets dat de grootste christelijke kerk, de kerk van Rome, vol staat met afgodsbeelden. Het is ook de enige kerk waar een altaar de centrale plaats inneemt van de eredienst. Hier, zo claimen zij, offeren zij de Zoon van God dagelijks opnieuw. Het is geen wonder dat Calvijn dit schouwspel een vervloekte afgoderij noemde.
Gebeurde er nu helemaal niets bij dat altaar van Baäl? Satan zal toch ook die roep van die afgodspriesters hebben gehoord? Het antwoord daarop is: natuurlijk hoorde hij hun geroep, en hij antwoordde met vuur. Maar wij hebben net gezegd dat er geen vonkje te zien was.
Wij moeten kijken naar wat er gebeurde met de Baälpriesters. Zij krijgen de uitstorting van de geest van satan en raken in wat de Bijbel noemt geestvervoering.
De geest van satan daalt op hen neer in wat de Bijbel omschrijft als: vreemd vuur. Er was dus hier ook sprake van gebedsverhoring, maar dan door satan en zijn gevallen engelen.
Deze priesters gaven zich vrijwillig geheel over aan de machten van het kwaad. Iedereen die dit doet, kiest hiermee voor de eeuwige dood.
Iedereen die op het moment dat God Zijn almacht toonde in het hemels vuur en niet beleed: “De Here die is God,” koos daarmee voor de dood die direct daarna bij de beek Kison werd uitgevoerd.
Het vuur van God deert zijn kinderen niet
Op de paasdag stierf Jezus ten tijde van het avondoffer. Hiermee was de straf van de zonde betaald voor de hele wereld. Voor iedereen die dat offer van Jezus voor zichzelf accepteert, heeft dat vuur van God slechts een zegenende werking.
Om dat te begrijpen, moeten wij naar het vuur van God op de Pinksterdag kijken. Hier wordt de Geest van God op een zichtbare manier op de gelovigen uitgestort. Het resultaat is dat mensen van alle volken elkaar weer verstaan en begrijpen.
Het gevolg van dit vuur is dat de hele wereld in één generatie in vuur en vlam staat voor het evangelie.
Dit gaat goed, totdat ook satan met zijn valse leer de gemeente van God binnen dringt. Al bij de derde eeuw zijn waarheid en leugen binnen de kerk zo met elkaar vermengd dat men kan spreken van een Babylonische spraakverwarring. Deze verwarring neemt slechts toe naarmate de tijd vordert.
Gelukkig zijn wij gewaarschuwd.
Piet Westein
P.S.
Warm u bij het juiste vuur, nu het nog kan. Ik heb gehoord dat het hard gaat regenen.