16. Glorie en Verval - Het huis van Jerobeam
1 Koningen 15:25-32
Wij zijn nu aangekomen op het moment dat er twee rijken zijn binnen het door God uitverkoren volk. Beide zullen een paar honderd jaar bestaan. Daarna zullen de koningen eerst van het Assyrische rijk en later die van het Babylonische rijk hen wegvoeren in ballingschap.
Om de geschiedenis overzichtelijk te houden, behandelen wij eerst de geschiedenis van het tienstammenrijk. In de Bijbel lopen de verhalen van beide rijken door elkaar, wat verwarrend kan zijn. Daarom beginnen wij met de koningen van Israël en hun gouden kalveren.
De val van Jerobeam
Het is de eerste koning van de tien stammen, Jerobeam, die gelijk al valt voor de afgoderij. Er lijkt nog enige logica in zijn daad te zitten. Hij wilde politiek en godsdienst in één hand samenbrengen. Hij zei dat die twee gouden kalveren een afbeelding waren van de ware God die hen uit het land Egypte had geleid. Hijzelf, als priester-koning van deze nieuwe godsdienst, zou het volk in nauwer contact met God kunnen brengen. Hij, Jerobeam, zou voor hen de plaatsvervanger van God op aarde zijn.
Waar hebben wij dat eerder gehoord? Is het niet zo dat binnen de christelijke kerk vanaf de vierde eeuw ook een splitsing is gekomen? De grootste groep volgt, als parallel met Israël, een kerk waar beelden vereerd worden. De kleinere groep, als parallel met de twee stammen, vereert onze onzichtbare God.
Juda wordt sterker
Juda is in het begin van deze scheiding de onderliggende partij. In 2 Kronieken 13 lezen wij dat het leger van Israël 800.000 man telt, terwijl Juda er slechts 400.000 op de been kan brengen. Toch verandert de verhouding in het voordeel van Juda, en dat heeft twee oorzaken.
Bij de eerste confrontatie worden 500.000 soldaten van Jerobeam gedood. Bovendien verliest hij een aantal steden aan Juda.
Een zifting in Israël
De tweede oorzaak is nog ingrijpender: Jerobeam maakt het de priesters en Levieten onmogelijk om binnen zijn rijk te functioneren. Zij vluchten naar Juda. De verhoudingen zijn nu negen stammen tegen drie, maar geestelijk gezien verplaatst het zwaartepunt zich. De verhuizing van de Levieten heeft grote invloed op het volk. Duizenden ware gelovigen volgen hun voorbeeld. Zo wordt Juda geestelijk steeds machtiger, en Israël steeds zwakker.
Het lijkt alsof God zegt: “Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt met haar zonden.” (Openb. 18:4) En zo groeien deze twee broedervolken steeds verder uit elkaar.
Waarom grijpt God hier niet in?
Kan God ons helpen als wij groot, rijk en sterk zijn en denken dat wij alles zelf kunnen? Zo was het gegaan met de koningen Saul, David en Salomo. Onder de zegen van God waren zij groot geworden, maar Israël dacht dat deze macht uit eigen kracht was voortgekomen.
Het volk keek eerder naar de koning voor hulp dan naar de God die hen veertig jaar lang door de woestijn had geleid naar het Beloofde Land. God kon hen slechts helpen een groot geloof en onwankelbaar vertrouwen te ontwikkelen door hen politiek klein te maken.
Daarom stond Hij toe dat er twee elkaar bestrijdende naties ontstonden uit dat ene uitverkoren volk. In plaats dat zij heersten over andere volken, zoals onder de eerste drie koningen, werden zij nu zelf onderworpen aan vreemde machten die hen steeds machtelozer maakten.
De stem van de profeten
Juist in deze tijd van angst en onmacht roept God Zijn profeten. Zij roepen het volk op zich tot Hem te wenden en de zinloze aanbidding van die gouden kalveren te staken. “Ik ben de HEERE, die jullie werkelijk kan verlossen uit de hand van de koning van Assyrië,” klinkt het.
Maar zoals wij zullen zien, was deze boodschap niet welkom. Zeker in het tienstammenrijk wilden de koningen hun macht niet delen met de God die hun leven gaf.
En nu?
Nu, vlak voor de wederkomst van onze Heere Jezus Christus, is het niet veel anders. Alleen denkt nu ieder individu de vrijheid te hebben om te leven naar zijn of haar eigen regels. Maar God heeft ons onder Christus tot een koninkrijk van priesters gemaakt. Dat werkt alleen als wij ons volledig onderwerpen aan Zijn geboden.
Laten wij daarom leren van de profeten en terugkeren naar Hem, die onze toekomst kent.
Piet Westein