15. Glorie en Verval - Rehabeham koning uit het huis van David
Koningen 14:21-31
Rehabeam was 41 jaar oud toen zijn vader Salomo stierf en hij het koningschap over heel Israël kreeg. Hij nam een aantal verkeerde beslissingen waardoor het verval van het eens zo glorieuze rijk een aanvang nam. De meest desastreuze beslissing was wel dat hij niet wilde luisteren naar de roep van zijn volk om belastingverlaging. Als gevolg van die beslissing raakte hij het koningschap over tien van de twaalf stammen van Israël kwijt. Wat hij overhield, was een veel kleiner en ernstig verzwakt rijk.
De zifting onder Rehabeam
De moeder van Rehabeam was geen nakomeling van het uitverkoren volk. Zij kwam uit de nakomelingen van Ammon, een God vijandig volk. Hoewel hij Salomo als vader had, was het toch juist zijn moeder die hem opvoedde. Dat kan ook moeilijk anders, als je vader duizend vrouwen heeft. Ik vraag mij weleens af of Salomo al de namen van zijn vrouwen en kinderen kende. Vrijwel alle vrouwen van Salomo, die hij uit de landen rondom zijn koninkrijk had verzameld, hadden hun afgoden met zich meegenomen. Het gevolg was daarom dat ook koning Rehabeam niet vrij was van afgodische invloeden.
Onder koning Saul was het rijk gegroeid en een eenheid geworden. Onder zijn schoonzoon en opvolger David was het zelfs uitgegroeid tot een machtige natie. Tijdens de regeerperiode van Salomo leek het wel het centrum van de wereld met zijn prachtige tempel en de weelde waarin de koning van Israël leefde.
Maar wat in de tijd van Salomo was begonnen met enkele tempels voor de afgoden van al zijn vrouwen, nam onder Rehabeam een geweldige vlucht. Op iedere hoge heuvel liet hij heiligdommen bouwen voor vreemde goden. In deze tempels schuwde men het niet om tempelprostitutie te bedrijven, net als bij de volken om hen heen. Ja, al de gruwelen die God uitdrukkelijk had verboden, werden én door de koning én door het volk openlijk bedreven.
Vijf jaar lang had God geduld met zijn volk en haar koning. Juda was en bleef een schatrijk land. Haar kooplieden brachten haar rijkdommen van over de hele wereld. Het leek wel of de zegen van God nog steeds op de natie rustte. Doch met al die rijkdommen brachten zij ook vreemde goden en afgodische gewoonten mee, die wortel schoten in het land Israël en de dienst van de Schepper God overwoekerden.
Na vijf jaar van ernstig verval van zeden kwam daar Sisak, de farao van Egypte, met een leger naar Jeruzalem. Hij belegert de stad, neemt hem in, en rooft alles wat hij wil. Zelfs de tempel en haar schatten worden niet ontzien. Ook de gouden schilden die Salomo had laten maken voor zijn paleisgarde werden meegenomen. Hier kunnen wij gerust het spreekwoord gebruiken: Hoogmoed komt vóór de val. Het is niet alleen Jeruzalem, de hoofdstad, die wordt veroverd en leeggeroofd. Nee, ook alle andere steden van Juda en Benjamin worden gebrandschat. Wat overblijft, is een sterk verarmd land met een koning die dienstbaar is aan de farao van Egypte.
Rehabeam nam, in tegenstelling tot zijn vader Salomo, slechts achttien vrouwen en zestig bijvrouwen. Toch kon hij zich slechts gelukkig voelen bij die ene vrouw. Zij heette Maächa, net als de moeder van de koning, en was de dochter van zijn oom Absalom. Hij had haar lief met zijn gehele hart. Wat zij heeft gedacht van al die andere vrouwen, vertelt de Schrift ons niets over, maar dat het aan haar geluk toevoegde, waag ik te betwijfelen.
Berouw en bekering
Toen Sisak, de farao van Egypte, het land binnenviel en haar steden vernietigde, kwamen al de leiders van het volk bij de koning om te beraadslagen wat te doen. Terwijl zij daar bijeen waren, kwam daar opeens een ongenode gast in hun midden. Zij herkenden hem meteen als de profeet Semaja. Hij was niet zoals de afgodspriesters uitgedost met prachtige klederen. Hij droeg slechts een eenvoudige kamelenharen mantel en een leren riem. Maar zijn woorden sneden door hun ziel. Semaja riep tot de koning: Gij hebt God verlaten, daarom heeft Hij nu ook u verlaten.
Zulke woorden gebruikte je in die tijd niet tegen een koning, dat kon je weleens de kop kosten. Maar in plaats van hem te doden, erkende de koning zijn zonden. Zowel de koning als ook alle leiders van het volk bogen zich voor deze boodschapper van God neer en erkenden hun zonden en zeiden: De Heer is rechtvaardig.
Op het moment dat de koning en de leiders van Israël zich bekeren, stuurt God de profeet terug met een boodschap van verlossing. Hij, de Schepper God, vergeeft hun zonden. De gevolgen van hun zonden worden echter niet weggenomen. Zij zullen leren wat het is om onder een vreemde heerser te dienen en hun onafhankelijkheid kwijt te zijn. Van nu aan zou het land slechts een semi-autonome natie zijn.
Wie is er nu werkelijk de baas hier?
Dat er op deze gevallen wereld uiteindelijk slechts twee machten zijn, moet voor ons helder zijn. Jezus, de Schepper God die alles gewild en geschapen heeft, heeft daardoor ook het recht om over deze planeet te heersen en aanbeden te worden, net zoals de rest van het heelal met zijn talloze andere wezens Hem dienen en aanbidden. Aan de andere kant hebben wij satan met zijn gevallen engelen en de mensen die noch God noch Zijn gebod willen dienen.
Het is hierdoor dat in de tijd van Rehabeam, waar men én God én de afgoden wilde dienen, er wel een vorm van godsdienst was, maar men de Schepper eigenlijk gelijkstelde met de Baäl en de Astarte. Door dit te doen stelden zij zich buiten de bescherming van Hem die het goede met hen voor had.
Ook nu in onze tijd is dat niet veel anders. Onze samenleving denkt de macht te bezitten om deze, door God geschapen planeet, te kunnen besturen zonder de God die hem aan ons gaf te raadplegen. In onze tijd wordt de schepping aanbeden in plaats van de Schepper. Gaia, [de oermoeder van onze aarde], is de nieuwe god. Alles moet wijken voor het idee van natuurbehoud. Als wij het woord klimaatverandering maar noemen, is alles geoorloofd.
Wij als gelovigen van de tijd voor de wederkomst kunnen maar beter onze ogen omhoog richten, want wij verwachten naar Zijn belofte een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waar gerechtigheid woont. (2 Petrus 3:13)
Piet Westein