10. Twee wonderprofeten - Drie maal vijftig soldaten
De geschiedenis van Elia en Elisa gaat verder in het tweede boek van de Koningen. Het eerste hoofdstuk begint met het verhaal van de zoon van Achab, Ahazia, die door het traliewerk van een bovenvertrek naar beneden valt. Hij raakt daarbij zo gewond dat hij ernstig ziek wordt. Ahazia zendt boden uit om de afgod Baäl-Zebub in Ekron te raadplegen. Zijn vraag is: zal ik herstellen, of zal ik sterven?
Maar God geeft opdracht aan de profeet Elia om deze boden tegemoet te gaan. Elia stelt hun de indringende vraag: Is er dan geen God in Israël, dat je naar Ekron moet gaan om de Baäl te raadplegen? En hij voegt eraan toe: Daarom, zo zegt de Heer: van het bed waarop je ligt, zul je niet opstaan, maar je zult zeker sterven.
Wanneer de boden terugkeren, vraagt de koning: “Zijn jullie nu al terug?” Zij antwoorden: “Wij zijn een man tegengekomen die ons zei: Ga terug naar de koning en zeg hem dat hij zeker zal sterven.”
Ahazia vraagt: “Wat was dat voor man?” Zij antwoorden: “Een man met een haren kleed en een leren gordel.” De koning zegt: “Dat is de Tisbiet Elia.”
Het vuur van God
Zodra de koning weet met wie hij te maken heeft, zendt hij vijftig soldaten met hun hoofdman om Elia gevangen te nemen. Elia zit op de top van een berg (de Karmel?). De hoofdman roept: “Man Gods, zo beveelt de koning: daal af!”
Maar Elia antwoordt: “Als ik een man van God ben, laat dan vuur uit de hemel komen en u en uw vijftigtal verteren.” En vuur daalt neer en verteert hen.
Toch blijft Ahazia onveranderd koppig, net als zijn vader Achab. Hij stuurt een tweede groep van vijftig soldaten – met hetzelfde fatale resultaat. En zelfs een derde groep wordt uitgestuurd. Deze hoofdman heeft echter gehoord wat er met de vorige is gebeurd en kiest een andere benadering. Hij knielt voor Elia en smeekt hem zijn leven en dat van zijn mannen te sparen.
Dan komt het woord van de Heer tot Elia: Daal af en wees niet bang voor hem. Elia daalt af en gaat met hem mee naar de koning.
Wat de koning met Elia van plan was, wordt niet verteld. Maar het feit dat hij telkens vijftig man stuurt, nadat er honderd zijn omgekomen, zegt genoeg. Het vereiste veel moed van Elia om van zijn veilige plaats naar het paleis te gaan. Maar hij deed het!
Daar herhaalt hij de profetie: Omdat je vertrouwd hebt op Baäl, de god van Ekron, en niet op de God van Israël, zul je niet opstaan van het bed waarop je ligt. Je zult zeker sterven. En zoals bij zijn vader Achab, komt de profetie uit: hij sterft.
Opmerkelijk is dat Elia zonder kleerscheuren het paleis weer verlaat. Je zou denken dat een koning, die net honderd soldaten door toedoen van een profeet heeft verloren en nu hoort dat hij zelf zal sterven, wraak zou nemen. Maar dat gebeurt niet.
Vuur voor deze tijd
Wat moeten wij denken van dat vuur van God dat tweemaal vijftig mannen doodt? Waar is de liefdevolle God die de zondaar wil redden en vergeven? Waren deze soldaten grotere zondaars dan anderen? Zij kwamen toch slechts in opdracht van hun koning?
Kijk naar het getal vijftig. Het getal veertig tot en met negenenveertig staat voor het aardse en wat de mens doet. Vijftig betekent: overgang naar een andere orde. Voor deze soldaten betekende dat de overgang van leven naar dood. We zullen dit getal ook tegenkomen bij de hemelvaart van Elia.
Misschien moeten we dat vuur van God eens nader bekijken. In het boek Job komt het ook voor. Daar sterven veel onschuldige mensen doordat satan toestemming krijgt om Job en zijn bezit te treffen.
Daaruit blijkt: het is eerder satan die vernietigt, dan God. Satan claimt het koningschap over deze wereld. Het is alleen door de bescherming van Gods engelen dat wij op aarde kunnen leven. Wanneer God die bescherming opheft, openbaart satan zich als de mensenmoordenaar van het begin.
Ook bij het volk Israël in de woestijn zien we dit: wanneer zij zich van God afkeren, brandt het vuur onder hen die zich buiten Zijn bescherming plaatsen.
Maar datzelfde vuur kan ook beschermen. God beloofde dat als het volk Zijn wetten zou houden, Hij rondom hen zou zijn als een muur van vuur. Op de pinksterdag daalt dat vuur neer op de volgelingen van Jezus. Niemand sterft, integendeel: het vuur geeft leven, kracht en bescherming tegen de boze.
Denk ook aan het vuur op de berg Karmel. Daar daalt het neer op het altaar, waarop Elia de zonden van het volk heeft beleden. Het volk zelf verbrandt niet – het offer (een beeld van de Messias) verbrandt wel.
Vraag om de Geest, en ontvang vuur
Als deze geschiedenis betekenis heeft voor onze tijd, dan wijst die gevallen koning ook naar onze tijd. Onze eerste vader Adam had het koningschap over deze aarde gekregen. Hij viel van die hoge plaats en raakte – samen met ons – besmet met een dodelijke ziekte: de zonde.
Die ziekte is te genezen, als wij maar naar de juiste Heelmeester gaan. De goden van deze aarde kunnen geen zonden vergeven. Onze goede daden maken het alleen maar erger, als wij ze gebruiken om onze breuk met God te herstellen.
Wij moeten leren vertrouwen op God, dat Hij het onmogelijke zal doen. Vraag Hem of Zijn Geest in je wil wonen. Die Geest zal als een vuur in ons branden. Zoals vuur licht en warmte geeft, zal de Geest ons verlichten en onze persoonlijkheid verwarmen, zodat anderen zich aan ons kunnen verwarmen.
Denk aan de vrienden van Daniël in de vurige oven. Zij verbrandden niet. Alleen de boeien die hen bonden, verbrandden. Zo zal ook bij ons, als wij vervolging meemaken, het vuur de boeien van de zonde verbranden. Datzelfde vuur zal bij de wederkomst van Jezus de aarde reinigen – en hen die niet willen vluchten naar God, vernietigen.
Is het vuur van God dodelijk?
Het antwoord is: ja! Voor wie in opstand tegen God blijven leven. En nee! Voor wie tot God vluchten met hun zonden en hun heil van Hem verwachten.
Dezelfde Geest, hetzelfde vuur – maar een totaal andere uitkomst.
Ik nodig je uit: wandel met mij in dat vuur, aan de hand van Jezus, zodat onze breuk met God hersteld wordt en wij weer met Hem als koningen zullen heersen. Alles wat dan verbrandt, zijn de banden van de zonde.
Piet Westein