09. Glorie en Verval - Inwijding van de tempel
1 Koningen 8:1–66
Op het moment dat de bouw van de tempel uiteindelijk voltooid is, worden alle tempelschatten van goud en zilver naar binnen gebracht. Maar hoe indrukwekkend en rijkversierd het gebouw ook is, het blijft op dat moment nog een werk van mensenhanden: een leeg bouwwerk, onbewoond.
Toen Mozes in opdracht van God de tabernakel had gebouwd, eerde Hij die tent door er in een waarneembare vorm bezit van te nemen. De tabernakel werd bij zijn ingebruikname namelijk vervuld met een wolk, die de aanwezigheid van God uitbeeldde.
Salomo en zijn volk zullen allemaal geweten hebben van die manifestatie bij de inwijding van de tabernakel. Maar wat zou er nú gaan gebeuren met deze geweldige tempel? Zou God deze óók heiligen door Zijn aanwezigheid?
De komst van de ark
De priesters zijn al vroeg in de tempel aanwezig. En daar komt dan ook de hogepriester, met achter hem een groep geheiligde Levieten. Zij dragen, zoals het hoort, de ark van het verbond, met daarin de twee stenen tafelen, waarop, door Gods eigen hand, de tien geboden geschreven staan.
Onder bazuingeschal en het zingen van lofliederen beklimmen zij vanuit de Stad van David, die aan de voet van de berg ligt, het tempelplein. Ook op de voorhof is het een drukte van belang. Daar staat het vee klaar voor de brandoffers en vredeoffers. Op het plein voor de tempel zijn de afgevaardigden van heel Israël aanwezig. We zien hier ook gelovigen uit andere volken, die de Schepper aanbidden.
De wolk van heerlijkheid
Wanneer de Levieten de ark op zijn plaats hebben gezet en de hogepriester het voorhangsel heeft gesloten zodat de ark aan het zicht is onttrokken, gebeurt het onverwachte: daar is plotseling die wolk, de wolk die men kent uit de overlevering. Zij daalt neer en vervult de tempel.
Zowel de priesters als de Levieten vluchten naar buiten. Niemand kan de tempel meer binnengaan totdat deze manifestatie van Gods aanwezigheid zich heeft teruggetrokken tot achter het voorhangsel, in het Heilige der Heiligen.
Maar hoe wisten de priesters nu dat de ark werkelijk op zijn plaats stond, achter dat gesloten voorhangsel? Ook daaraan had God gedacht. De ark was zó geplaatst, dat de draagstokken te lang waren voor de ruimte. Ze drukten tegen het voorhang, zodat men vanuit het Heilige kon zien dat de ark daarachter stond. Een visueel getuigenis: God woont temidden van Zijn volk.
God aanvaardt de woning
Als het volk en de priesters dit wonder hebben gezien, beseffen zij dat God het bouwwerk dat zij met zoveel ijver hebben gebouwd, heeft geaccepteerd als de plaats van Zijn rust op aarde. Van nu af aan weten zij dat de eeuwige God in hun midden woont. Hij is niet ver weg in de hemel, Hij is dichtbij.
Het gebed van Salomo
Salomo had een koperen platform laten maken, drie el hoog. Daarop knielde hij neer en loofde God. Daarna stond hij op, hief zijn armen ten hemel en zegende het volk dat zich op de voorhof had verzameld.
Vervolgens sprak hij één van de mooiste gebeden uit die in de Bijbel zijn opgetekend. Hij smeekt God om te luisteren naar de gebeden van de mensen die in de tempel zullen komen om Hem te aanbidden en hun zonden te belijden,– zowel Joden als niet-Joden, ieder die Hem zal aanroepen als de Schepper van hemel en aarde.
Meer is niet altijd beter
Pas na dat gebed verandert de blinkende tempel in een slachthuis zonder weerga. Duizenden dieren worden geofferd. Een rivier van bloed vloeit van onder de dorpel van de voorhof naar buiten, in een daarvoor speciaal gemaakt stuwmeer.
Dat roept de vraag op: is meer ook beter?
In onze tijd stuit het ons tegen de borst dat zoveel dieren nodeloos het leven lieten. Alles wat God werkelijk had bevolen, was het morgen- en avondoffer, één lam, dagelijks. Dat lam wees vooruit naar het ware Lam dat eenmaal de zonde van de wereld zou wegnemen.
Maar het volk, misleid door de tegenstander, geloofde dat het bloed van hún offers hún zonden zou uitwissen. Dat is niets anders dan werkheiligheid. Zij hadden net als wij hun oog gericht moeten houden op het Lam van God, dat eenmaal geslacht is voor de zonde van de hele wereld.
De draagbomen als getuigenis
Laten we nog even stilstaan bij die draagbomen van de ark. Als zij te lang zijn om in het Heilige der Heiligen te passen, zou men denken: haal ze eruit en leg ze opzij. Maar juist hun zichtbare aanwezigheid had een doel.
In de meest heilige plaats bevond zich niet alleen de ark met de tien geboden, maar ook de boekrol, de getuigenis, geschreven door Mozes in opdracht van God. Het volk moest leven volgens de wet én de getuigenis. Zoals men de draagstokken zag, wist men: de getuigenis ligt voor het aangezicht van God.
Daarom kan de profeet Jesaja zeggen:
"Tot de wet en de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad."
(Jesaja 8:20)
De wet en de getuigenis – toen en nu
In de tijd van Jezus, de grote Wetgever, was er ook een profeet die het volk opriep tot bekering. Dat was Johannes de Doper. Hij riep het volk op om zich te bekeren, om naar de wet en de getuigenis te leven, en zich te laten dopen. Johannes was door God gezonden als getuige van het Licht.
In Johannes en Jezus herkennen we het patroon van de wet en de getuigenis.
Ik geloof niet dat het met de bruid van Jezus in de tijd voor de wederkomst anders zal zijn. Zoals Johannes de Doper de Elia-boodschap bracht voor zijn tijd, zo brengen wij die voor onze tijd. De laatste gemeente zal ook de wet van God verkondigen en het getuigenis van Jezus hebben.
Staat er niet in Openbaring 19:10:
"Het getuigenis van Jezus is de geest der profetie"?
Tot slot
Door de studie van de getuigenis, zullen wij de wet van God beter kunnen begrijpen.
Piet westein