06. Glorie en Verval - Een aardse tempel voor een God uit de hemel (1 Koningen 6)

6. Glorie en Verval - Een aardse tempel voor een God uit de hemel 

1 Koningen 6
 

Al meer dan vijfhonderd jaar was het geleden dat de Schepper Zijn uitverkoren volk uit Egypte had verlost van hun dwangarbeid. Hijzelf was hen voorgegaan in de vorm van een wolkkolom overdag en een vuurkolom in de nacht. Verdwalen kon niet. Zolang zij God volgden, kon geen onheil hen treffen.

Maar nu, na al die tijd, wie wist nog uit de eerste hand van die wonderen die het volk in de woestijn had meegemaakt? Al die eeuwen was het heiligdom van hun God niet anders geweest dan een tent, die men kon opzetten waar men maar wilde. Op zich niet verkeerd, maar álle andere volken hadden tempels waar zij hun goden in konden zetten. Hoe groter en mooier de tempel, hoe machtiger de god, was de redenering.

En nu was daar eindelijk het moment gekomen voor Israël om een tempel te bouwen voor hun God. Het zou een van de mooiste en grootste tempels ter wereld worden. Heel de wereld zou met verbazing komen kijken naar dit gebouw.

Tijdens de bouw van dit huis verschijnt God aan Salomo met een krachtige belofte: zolang Salomo Hem trouw blijft, zal Hij hem nooit verlaten. Hij, de Schepper van het universum, zou daadwerkelijk in deze tempel komen wonen om onder Zijn volk te zijn (1 Koningen 6:11-13).

Deze tempel zou totaal anders zijn dan de heiligdommen van de afgoden rondom hen. Hier zou een levende, onzichtbare God zijn, die zich vrijwillig verbond aan Zijn volk. Hij hoefde niet binnengedragen of op Zijn plek gezet te worden zoals een Baäl of Dagon. Maar er was een voorwaarde: zolang jullie wandelen naar Mijn inzettingen, verordeningen en geboden, zal Ik onder jullie wonen.

Deze voorwaarde is vanaf de schepping onveranderd gebleven. God wil wonen in ons hart als in een tempel. Daarom wordt ons lichaam ook een tempel van de Heilige Geest genoemd. Het houden van Zijn geboden is geen optie, maar een noodzaak. Zolang wij verlangen dat Hij in ons woont, zullen wij Zijn inzettingen serieus moeten nemen. Zodra wij één van Zijn geboden opzij schuiven omdat het ons niet goed uitkomt, jagen wij Hem als het ware de deur van ons hart uit.

Dit is echter iets anders dan wanneer wij zondigen uit zwakheid. Dan keren wij ons niet willens en wetens tegen Zijn wet. Als wij erkennen dat wij zondig zijn en God rechtvaardig, dan belijden wij onze zonden en vragen wij vergeving aan de Vader, die eindeloos is in compassie en vergeving. En Hij zal ons vergeven.

Wanneer de tempel vorm begint te krijgen, ontdekken wij tot onze verbazing dat hij, net als de ark van Noach, drie verdiepingen heeft, in opdracht van God. Dat is geen toeval. Verder heeft de tempel, net als de tabernakel, een voorhof waar de eredienst plaatsvindt. Daar vinden we het brandofferaltaar en het koperen wasvat.

Ook het heiligdom is volgens hetzelfde patroon ingericht. De zevenarmige kandelaar, de tafel met toonbroden en het gouden reukofferaltaar staan allemaal op hun plaats. Het Heilige der Heiligen is afgeschermd door een gordijn. Geen mens mocht de ark van het verbond met het verzoendeksel zien. Hier, tussen de cherubs, zou God wonen in de vorm van een kleine lichtkolom. Alleen de hogepriester mocht daar eenmaal per jaar binnengaan, met bloed, en alleen na een grondig reinigingsritueel.

U begrijpt: een gewoon kerkgebouw is géén weerspiegeling van deze tempel, zoals God die heeft bedoeld. Nadat Jezus tweemaal de aardse tempel heeft gereinigd, is Hijzelf de ware tempel van de Geest geworden. Dit is de diepste betekenis van ‘tempel’: het is de plaats waar God wil wonen.

In Zijn lijden en sterven is Jezus de tempel van God, want God was in Jezus de wereld met Zichzelf verzoenende. Hij is het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt, en tegelijkertijd de grote Hogepriester die het offer brengt. De tempel was dus een schaduw van wie Jezus was, is en zal zijn.

Als wij het heiligdom met Hem binnengaan, zien we links de zevenarmige kandelaar: Jezus is het Licht der wereld. Wij mogen wandelen in Zijn licht. Rechts zien wij de tafel met toonbroden: Hij is het brood dat uit de hemel is neergedaald. Recht voor ons staat het gouden reukofferaltaar, een beeld van Zijn priesterlijk werk waarin Hij voor ons pleit bij de Vader.

En tenslotte gaat Hij het Heilige der Heiligen binnen, niet die van de aarde, maar die in de hemel. Daar reinigt onze Hogepriester het hemelse heiligdom. Wanneer dat werk volbracht is, zal Hij uit het heiligdom treden en de zonden van allen die in Hem geloofden leggen op de veroorzaker van de zonde: de satan. Deze zal voor eeuwig uit het universum worden verwijderd. Zodoende krijgt de zonde nooit meer een plek in hemel of op aarde.

En is er op de nieuwe aarde of in de hemel nog een tempel? In Openbaring 21:22-23 lezen wij:
"En een tempel zag ik in haar niet, want de Heere God, de Almachtige, is haar tempel, en het Lam."

Dat hoeft ons niet te verbazen, want wij zullen God daar zien van aangezicht tot aangezicht. Vrij van zonden zullen wij daar Hem het eeuwige hallel toezingen.

 

 

Piet Westein

 

P.S.
Voor het geval u bang bent dat eeuwig aanbidden misschien wat eentonig zal worden: wij zullen hier op de vernieuwde aarde mogen leven zoals het oorspronkelijk bedoeld was. In een Hof zonder slang, waar wij de aarde mogen bewerken en bewaren. Geen dorens of distels meer.
Als ik u was, zou ik alvast leren tuinieren. Altijd handig.